In de onderwereld van mijn jeugd was er een plek die Kruispunt heette.
Ik heb er dingen voor de eerste keer gedaan.
En ik heb er dingen voor de laatste keer gedaan.
Het was een jeugdhuis, met een j, waar jongeren samenkwamen.
Terwijl ik dit zo opschrijf, bedenk ik dat ik nooit het gevoel gehad heb dat ik er samen kwam.
Ik had vooral het gevoel dat er veel mensen samen alleen waren. Maar dat had wellicht te maken met mijn vrolijke bestaan in die tijd. Wat waren wij toch een bende olijkerds, begin jaren 80. Ik wil er echter niet te flauw over doen. Het waren unieke momenten in de zoekende levens van vele Edegemse jongelingen.
Jongens zaten op jongensscholen. En meisjes niet. Die waren elders.
Er is een lange periode geweest, laat ons zeggen vanaf mijn eerste communie, dat meisjes wezens waren die niet meer op mijn pad kwamen. Ik zag ze wel, in de verte, aan de overkant van de straat, in winkels, en in de kerk. Maar ze waren altijd heel ver weg. En moest er toch eens toevallig eentje dichtbij opduiken, dan gedroeg ik me als een lantaarnpaal. En ik had zussen, ja. Maar dat waren zussen.
Rond mijn twaalfde doken er plots weer meisjes op. We werden samengebracht in godvruchtige woonkamers, waar we op gestencilde werkbladen met kleurtjes uiting gaven aan ons diepste gevoelens, niet voor elkaar, maar voor de goede heer. Wat een tijd. Ik weet nog hoe ik in een groepje zat met enkele meisjes van de Ter Voortlaan. We zaten dan in een vreemd ruikende maar gezellige woonkamer aan de eettafel, en bladerden door onze kleurrijke mappen, daden van goedheid bedenkend dat het geen naam had. Ondertussen kregen we koekjes en cola. Ik heb mijn glas cola op zo’n woensdagnamiddag eens over de hele tafel en de map van het meisje voor me uitgekieperd. Ik wilde toen nog maar één ding: heel snel weg van de wereld. Maar dat ging niet. De wereld is een toverbal, zongen we. En ik had er net een glas cola overheen gemorst. De meisjes vonden het niet leuk. Als facebook had bestaan, ze zouden me in groep gedefriend hebben. Laat staan dat ik al met ze bevriend was.
Maar cola droogt, en plechtige communies gaan voorbij.
Na jaren van uitsloverij in olijke sportverenigingen, en het verslinden van Feu Vert schoolboeken, Latijnse oorlogen, en Vlaamse Filmpjes, was het dan toch zover: die allereerste keer dat ik naar het Kruispunt mocht.
Joepie.
Hoewel. Ik had nog maar net Joy Division ontdekt, en dan lachtte het leven je niet echt toe. Love will tear us apart. Ja, dat zongen wij, terwijl we niet eens een lief hadden, hoe erg kan het zijn. Ik heb er vreemde avonden beleefd, in dat Kruispunt. Die eerste keer dat ik er kwam, wist ik ook niet echt wat de bedoeling was. Hier had ik dan een jaar op gewacht. Maar wat moest ik doen in die grote kale stenen ruimte. Ik liet me meedrijven op de golven van de 80ies hits en deed wat de rest deed. Naar de toog. Naar de dansvloer. Terug naar de toog. Wat opzij gaan staan. Wat gaan zitten. Eens gaan plassen. Zo nonchalant mogelijk rondlopen. Doen alsof het de 100ste keer was dat je hier kwam en het je eigenlijk allemaal niks kon schelen. En toch: dansen, dansen, dansen. Op Come on Eileen. En Allez Allez. Wild zwaaiend met armen en benen. Kwestie van een eigen stijl te ontwikkelen. Het was wat zoeken. Het maakte weinig indruk op de aanwezig meisjes, stelden we vast.Ik herinner me dat om half één het licht aanging. Dan was de laatste plaat aan het spelen, en was het feestje gedaan. Terwijl het amusement nog niet gepasseerd was. Ja, we waren wel nat van het zweet. En we hadden meer bier gedronken dan we aankonden. En we waren blut. Maar plezant was het niet echt geweest. We waren geen grote liefdes tegen het lijf gelopen, en er was niemand op ons toegestapt met de woorden: ik vind je wel leuk. Of toch niemand die wij ook leuk vonden.
Gelukkig was er Love will tear us apart. Konden we ons daar toch wat aan optrekken. Doen alsof we een lief hadden, en op voorhand al wat depressief zijn voor het feit dat het op een dag gedaan zou zijn. Snik.
Er zijn veel details uit die jaren die niet zijn blijven hangen. Wellicht door veel te veel bier dan goed is voor een jonge mens. Of omdat het niet de moeite was. Hier en daar zie ik nog een flard Kruispunt voor me. Ik heb er ooit eens ten persoonlijke titel voor gezorgd dat het Kruispunt een uur langer openbleef. Ik ben er niet fier op. Echt niet. Er zat een fles wijn voor iets tussen. En een jaarmarkt. De rest is een zwart gat. Het was een memorabele nacht. Twee weken later was het nachtelijke gebeuren doorgedrongen tot de gesprekken in de wasserij van de GB. Ik zei tegen mijn moeder dat de mensen die het haar hadden verteld wellicht sterk overdreven hadden, en dat ik me niet kon voorstellen dat ik zo hard had staan fulmineren tegen de mensen van het Kruispunt. Maar echt zeker was ik er ook niet van.
Ik heb er ook veel ldvd gezien. En onhandigheid. Een vriend van me had zich een keer de hele avond moed in de schoenen gedronken om een meisje te zeggen dat hij haar echt wel heel leuk vond. Toen hij uiteindelijk de moed had om het haar te zeggen, is hij met zijn hele maaginhoud onder een bank beland. Vlak voor haar ogen.
Het is niks geworden tussen hen.
Het waren meisjes waarmee we ooit in gezellige huiskamers hadden gezeten, met cola en kleurrijke mappen. En we hadden elkaar ooit handjes gegeven, in de kleuterklas, en op weg naar huis, in onze sponzen korte broekjes, met mercurochrome blote knieën.
Maar daar, in het Kruispunt, op de tonen van Come on Eileen, en Allez Allez, wilde het niet zo lukken.
En wanneer we dan om half één braaf naar huis crosten, op onze jongensfietsen van het Vliegend Hert, met veel puberaal zweet maar geen lief onder onze arm, dan zongen we door de Drie Eikenstraat luid en hard:
Love,
love will tear us apart,
again.
En we vonden onszelf heel wat. Wat precies, was niet echt duidelijk, maar heel wat.