top of page

Lang, heel lang geleden

Frans Leermakers
Meester Ferdinand Bosmans (°1892, +1967). (bron: HAE)
Meester Frans Bosmans (bron: HAE)

De grote vakantie van het jaar 1921, het jaar waarin wij onze Plechtige Kommunie gedaan hadden, was voorbij. Terug naar school, het vijfde studiejaar was begonnen en meester Bosmans zou onze leraar worden.

Een overgang naar een andere klas vergt altijd een aanpassing. Het wordt een kennismaking van de nieuwe meester met zijn leerlingen. Voor ons was dat niet moeilijk. Wij hadden maar rekening te houden met één persoon. Voor de meester echter lag de zaak enigszins anders. Hij moest ons allen leren kennen, dat vraagt tijd, aanpassing en geduld.

Ik ben de mening toegedaan, dat, om een goed schoolmeester te kunnen zijn, deze zijn ambt met liefde moet vervullen. Daar hangt grotendeels het welslagen van af. Hij moet van zijn leerlingen een studie maken, hij moet trachten hen te doorgronden, hij moet hen psychologisch ontleden.

Ik ben ervan overtuigd dat meester Frans dat zo begrepen heeft, want na verloop van enkele weken gingen we allen graag naar school. Voor elke leerling had meester Frans belangstelling. Hij maakte geen onderscheid in stand of rang, noch afkomst. Voor hem waren we allen gelijk. Wij waren zijn leerlingen, piepjonge menskens die moesten klaargestoomd worden voor het latere leven in de maatschappij.

Door alle tijden heen, en in alle scholen waren er, zijn er en zullen er altijd begaafde en minder begaafde leerlingen zijn. Aan dit verschijnsel ontkwam evenmin de klas van onze meester. Ik geef U enkele voorbeelden? Het was rekenles. De leerstof handelde voornamelijk over het berekenen van de omvang van bepaalde voorwerpen en oppervlakten.

 

De vraag van de meester luidde als volgt: "Geef de lengte, breedte en hoogte van een stuk van 10 cm³", en werd gesteld aan Albert X, (zijn ware naam wens ik niet te vermelden) de jongen moest het antwoord schuldig blijven.

De meester zei niets en opende een kast waar allerlei voorwerpen die bij elke omvangberekening gebruikt werden en haalde er een houten staafje uit van 10 cm³.

Het werd ons aanschouwelijk voorgesteld en verklaard met een bijzondere attentie t.o.v. de desbetreffende leerling. Een stuk van 10 cm³ is een stuk van 10 cm lang, 1 cm breed en 1 cm hoog (dik). Onze meester heeft tientallen keren dezelfde uitleg met dezelfde aanwijzingen herhaald. Telkens gaf leerling X een verkeerd antwoord. De arme jongen kon het gewoon niet vatten? Dat verwekte bij de leerlingen een zekere hilariteit, maar ons "spottend lachen" was bij de meester in geen goede aarde gevallen, zoals wij verder zullen zien.

Het was broeiend heet in de klas en het zweet druppelde van 's meesters aangezicht.

Na een poosje kwam het er uit: "We moesten maar niet denken dat wij nu zoveel slimmer waren", en hij stuurde een paar rekenvragen op ons af waar niemand van ons een zinnig antwoord kon op geven. Zonder omhaal van woorden kregen we een geduchte les van opvoedkundige waarde.

 

Schoonschrift en de Jef.

 

Ik meen in een van mijn vorige bijdragen de aandacht reeds getrokken te hebben op de "kaligrafie" of het "schoonschrift". Mooi schrijven speelde destijds een niet te onderschatten rol en was veel waard in de samenleving. Daarom werd er in alle scholen veel aandacht aan besteed en werd het mee in de examens opgenomen? Wij hadden in onze klas schrijfboeken waarin, bovenaan op elke bladzijde een volmaakt sierlijke tekstregel gedrukt was die wij vijfmaal schriftelijk moesten herhalen (nabootsen) en waar punten op gegeven werden die meetelden in het eindexamen. Alhoewel het mooi schrijven tot op zekere hoogte door veel oefenen kon aangeleerd en verbeterd worden is en blijft het toch een gave die men van Moeder Natuur meekrijgt.

Er waren in onze klas twee leerlingen die deze gave bezaten, namelijk Jan De Laet en Jos Ceulemans. Zij hadden er niet de minste moeite mee om het te volgen tekstvoorbeeld even mooi en nauwkeurig na te bootsen. Ja, daar waren we allen wel een beetje jaloers op, hoewel deze jaloersheid met veel bewondering was doorweven. Dat deze twee uitzonderlijk mooi schrijvende medestudenten het maximum der punten behaalden dat vonden wij vanzelfsprekend, daar kon niet aan getornd worden. Zij staken immers kop en schouder boven ons uit.

Maar er was dat andere geval, het geval "Jef Keulemans". "De Jef" was een van mijn beste vrienden, hij was een gewoon alledaagse jongen, maar met een gouden hart. Zonder bepaald groot of zwaar gebouwd te zijn was hij de sterkste van onze klas. Als "de Jef" ons de hand drukte dan kon hij, zonder inspanning zo sterk er in knijpen dat ge onwillekeurig voor hem op de knieën ging en hij ons een "amai" uitlokte. Toen zei hij: "meer moest ik niet horen". Van zijn macht maakte hij nooit misbruik, maar wee degene die zwakkere tengere jongetjes lastig vielen, die kregen met onze "Jef" te doen.

De Jef was een goed middelmatig leerling, in sommige vakken, zoals hoofdrekenen bijvoorbeeld, mocht hij met de beste wedijveren. Zijn boeken waren altijd netjes onderhouden en konden als voorbeeld gesteld worden voor ons allen? Inktvlekken en ezelsoren waren voor de Jef onbestaande dingen, iets wat onze meester zeer op prijs stelde. Maar, hij had niet de gave in zich van het "schoonschrift". Hoe hij zich ook inspande, het mocht niet lukken. De vormen van de door hem gemaakte letters waren gewoonweg misvormd. En nochtans, bij de puntendeling kwam hij nooit achteraan.

Bijna altijd behaalde hij acht of negen op tien. Vele leerlingen waarvan het geschrift ongetwijfeld mooier was hadden maar net zoveel punten als de Jef en waren hierover soms zeer verbolgen. Dat kwam meester Frans ter oren, en daar moest op gereageerd worden.

 

Een zangles om niet te vergeten.

 

't Was donderdag en van half elf tot half twaalf hadden we zangles. We hadden al een paar weken geoefend met het instuderen van het alom bekende "Het lied der Vlamingen" waarvan de tekst geschreven is door Em. Hiel en getoondicht door Peter Benoit. Alvorens we samen zouden zingen vroeg de meester aan Frans Peeters of hij het eerst nog eens wou voorzingen? Deze was direkt bereid.

Frans Peeters bezat een énig mooie tenorstem en spoedig galmde de klanken van het lied door het klaslokaal. Toen het lied gezongen en het heel stil geworden was, zei de meester: "uitstekend, jongen, wat hebt U een prachtige stem van Moeder Natuur mee gekregen". Er werden nog een paar jongens gevraagd om het lied om beurten te zingen. De vergelijking met de prachtige tenorstem van Frans Peeters was een "lachertje". Er was geen vergelijk mogelijk. Daar was heel de klas zich terdege van bewust, ook onze twee laatste solozangers.

"Jongens", zei meester Frans, "den Edouard en de Flor (zo heetten zij) hebben hun uiterste best gedaan, maar, niettegenstaande de goede wil die hen bezielde is het resultaat toch niet zo schitterend. Vindt U ook niet? Waarom niet? Omdat Moeder Natuur hen, wat de stem betreft, niet zo rijkelijk bedeeld heeft als Frans Peeters. Wat meent U, zou ik eerlijk handelen als ook ik hen stiefmoederlijk zou behandelen in het geven van de punten? De goede wil was aanwezig, zij kenden het lied en zij hebben geen fouten gemaakt. En nu moet ik onwillekeurig terugdenken aan het examen van "schoonschrift" en Jef Keulemans. Zijn boeken zijn de netste van de klas, hij heeft zijn uiterste best gedaan om mooi te schrijven, de goede wil was aanwezig, maar de hand weigert de mooie lettervormen weer te geven, wat meent U, moet ik nu de Jef veroordelen en hem stiefmoederlijk behandelen? Beste jongens, denk over deze dingen eens goed na".

 

Vaderlandse Geschiedenis.

 

Een vak dat het merendeel der leerlingen niet erg interesseerde. Het was, naar mijns inziens althans, een moeilijk en vervelend vak. Het kwam er op aan veel te kunnen onthouden, jaartallen, geboortedata van koningen en keizers die in ons land en ver daarbuiten "geregeerd" hebben. Wat meer is, wat kon ons dat schelen dat Karel de Grote in het jaar 742 in Haspengouw werd geboren en in 814 in Aken is gestorven, dat hij de zoon was van Pepijn de Korte en 53 oorlogen heeft gevoerd, die hij alle gewonnen heeft.

Zo leert ons de geschiedenis, maar zij zwijgt angstvallig over de onnoemlijke ellende, bloed en tranen die hiermee gepaard gingen. Neem nu bijvoorbeeld Karel de Vijfde, zoon van Ferdinand van Oostenrijk en Maria van Hongarije, die heeft zoveel oorlogen gevoerd en zoveel landen overwonnen dat de zon in zijn Rijk nooit onderging. Hij wordt bestempeld als een groot staatsman en een goed kristen. Hoe ik dat "goed kristen" moet rijmen met al die wrede oorlogen en met het feit dat hij maar liefst dertien onwettige kinderen heeft gehad is mij nog altijd een raadsel.

Ik ben ervan overtuigd dat bij velen, macht, wellust, ijdelheid en eer de hoofdmotieven zijn geweest en dat daaraan vele onschuldige slachtoffers zijn aan ten prooi gevallen.

Ik weet het niet, maar ik heb altijd de indruk gehad dat onze meester er dezelfde gedachte op nahield.

Door de eeuwen heen, in elke tijdsperiode van de geschiedenis zijn er grotere mannen geweest dan koningen en keizers, graven en kasteelheren. Mannen die veel betekend hebben voor kunst en wetenschap. Uitvinders die gewrocht en gezocht hebben om het levenslot der mensheid te verbeteren, die uitvindingen gedaan hebben op allerlei technisch gebied, zoals bijvoorbeeld Christoffel Plantin, die de boekdrukkunst heeft uitgevonden en een geweldig perspectief daarstelde voor de toekomst.

In het jaar 1620 verscheen de eerste krant ter wereld in de drukkerij van Abraham Verhoeven te Antwerpen.

Er waren kunstschilders wier namen wereldwijd bekend en geëerd werden tot ver over onze grenzen. Denken we maar eens even aan de Prins der Vlaamse schilders, Pieter Pauwel Rubens, aan Van Dijck, Jacob Jordaens, de Antwerpse Nederlander Frans Hals, aan Quinten Matsijs die van schilder kunstsmid werd en nog vele anderen.

Als meester Frans begon te vertellen over al deze beroemde mannen van eigen bodem dan was het muisstil in de klas, dan waren we allen één en al oor. Ik zat op de tweede bank naast Frans C., een jongen die nooit oplette in de klas en daarom nauwelijks lezen of schrijven kon, een leerling die niet de minste interesse aan de dag legde voor welk vak ook en natuurlijk altijd de laatste was van de klas.

Nu echter luisterde hij met volle aandacht. Het leek of het hem bijzonder interesseerde, vooral toen de meester vertelde van de roem en de grootheid van een man als Pieter Pauwel Rubens en zijn "afdoening van het kruis" waar iedereen met bewondering naar opkeek. Met open mond staarde hij de meester aan, het had hem aangegrepen, hij was werkelijk geboeid.

Na een poosje stootte hij mij even aan en vroeg; "Seg Soeke, leeft die vent nog?" Ik was zeer verwonderd over deze vraag en kon mijn oren niet geloven. Ik dacht bij mezelf, houdt hij mij nu voor het lapje of is hij werkelijk zo dom. Ik meende aanvankelijk dat dit laatste het geval was, ik glimlachte even en gaf geen antwoord. Ik kreeg opnieuw een elleboogstoot en weer dezelfde vraag. Ik antwoordde heel stil: "verleden week nog wel, maar hij is geopereerd van 't koliek in zijnen buik, vraagt het eens aan de meester, die zal het zeker weten".

En onze Frans stak meteen zijn vinger in de hoogte en vroeg: "Miester, miester, is die operering van Pier Rubens nogal meegevallen?"

Heel de klas leek verwonderd en onthutst, de leerlingen keken elkaar aan en staarden daarna vol spanning naar de meester om achteraf in een onbedaarlijke lachbui uit te barsten. (Rubens werd geboren in Siegen, Duitsland, in het jaar 1577 en is overleden in Antwerpen in 1640, hij was toen juist 281 jaar dood.)

 

In gedachten zie ik onze meester schuddebollend in het haar krabben en kon met moeite een lachbui bedwingen. Hij beheerste zich direkt en zei, zonder op de vraag in te gaan: "Leermakers, schrijf tegen morgen 150 maal: ik mag mijn medeleerlingen in de klas niet voor de gek houden." Even algemene stilte en de les in vaderlandse geschiedenis ging verder.

Toen om vier uur de schoolbel klingelde om huiswaarts te keren, nam de meester mij even bij de schouder en zei: "even wachten, gij". Als al de klasgenoten verdwenen waren vroeg hij hoe ik op het gedacht gekomen was om Frans C. zulke domme vraag te laten stellen. Ik antwoordde: "Meester, 't is echtig en techtig waar, hij heeft twee keer aan mij gevraagd of Rubens nog leefde. Ik dacht dat hij mij voor de gek hield. Daarom heb ik gezegd, vraag het aan de meester zelf, maar ik dacht niet dat hij dat zou doen."

Nu was het onze meester zijn beurt om in een lachbui te schieten. "Uw straf is kwijtgescholden, Frans, ga maar naar huis", en hij tikte met twee vingeren op mijn wang.

Ik ben nu een oud man geworden en het doet deugd aan het hart af en toe een blik te mogen werpen in het verleden en nog eens te denken aan de tijd van toen, heel, heel lang geleden, aan de klas van meester Frans.

 

Frans Leermakers

“Lang, heel lang geleden (deel 4)” in De Zonneblusser, 1995, n° 4&5, pp. 23-29

 

 

 
bottom of page